• un·be·leuch·tet
  • Voltooid deelwoord van het Duitse werkwoord beleuchten met het voorvoegsel be- en met het voorvoegsel un-.
stellend vergrotend overtreffend
unbeleuchtet
-
-
alle verbuigingsvormen

unbeleuchtet

  1. onverlicht
    «Die unbeleuchteten Straßen in Lappland können gefährlich sein wegen Eis, Schnee und Rentieren, die die Straßen überqueren.»
    De onverlichte wegen in Lapland kunnen gevaarlijk zijn door ijs, sneeuw en overstekende rendieren.
  2. (figuurlijk) niet onderzocht
  • [1]: ein unbeleuchtetes Boot
een onverlichte boot
  • [2]: etwas unbeleuchtet lassen
iets zonder onderzoek laten