Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·zend·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitzendwerk uitzendwerken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het uitzendwerko

  1. tijdelijk betaald werk gedaan met bemiddeling van een uitzendbureau
    • Toen hij nog een vaste baan kon vinden deed hij eerst uitzendwerk. 

Gangbaarheid