Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·poot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitpoot
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de uitpootm

  1. het uitpoten van pootgoed

Gangbaarheid

26 % van de Nederlanders;
25 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be