uitgepakt
- uit·ge·pakt
- vervoeging van uitpakken: voltooid deelwoord, op te vatten als samenstelling van uit bw en gepakt ww
vervoeging van: | uitpakken… |
verbogen vorm: | uitgepakte |
uitgepakt
- voltooid deelwoord van uitpakken
vervoeging van: | uitpakken… |
verbogen vorm: | uitgepakte |
uitgepakt