• uit·ge·la·chen
vervoeging van: uitlachen…
verbogen vorm: uitgelachene

uitgelachen

  1. voltooid deelwoord van uitlachen
  2. vormt de lijdende vorm
     Barbie werd uitgelachen dat hij al drie weken lang alleen maar ‘ramen bomb’ at (een pakje noedels met een pakje aardappelpuree en een blik tonijn door elkaar).[1]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers