Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·drin·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitdrinken
dronk uit
uitgedronken
klasse 3 volledig

Werkwoord

uitdrinken

  1. overgankelijk drinken tot iets leeg is
    • Hij had zijn glas wijn net uitgedronken toen het hoofdgerecht geserveerd werd. 

Gangbaarheid