Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·ba·zui·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitbazuinen
bazuinde uit
uitgebazuind
zwak -d volledig

Werkwoord

uitbazuinen

  1. overgankelijk bij iedere gelegenheid bekend maken, luidkeels verkondigen
    • Zo gezien staat Merkel er niet zo geïsoleerd voor als de laatste tijd wel graag wordt uitgebazuind. 

Gangbaarheid