• ba·zui·nen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bazuinen
bazuinde
gebazuind
zwak -d volledig

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord
bazuinen

  1. overgankelijk met veel geschal verkondigen
     Er zijn volgens de hoogleraar ook snelle oplossingen: "China zou meer Amerikaanse olie kunnen kopen en het vervolgens aan anderen kunnen verkopen. Dit zou geen groot verschil maken, behalve misschien een lichte stijging van de transactiekosten. Maar Trump kan dan wel bazuinen dat hij het bilaterale handelstekort heeft geëlimineerd".[3]

de bazuinenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bazuin
     Toen deze bazuinen geblazen werden storten de muren van Jericho ineen en kon Israël het beloofde land binnengaan.[4]
96 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. bazuinen op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron “'VS dreigt handelsoorlog met China te verliezen'” (2 augustus 2018) op nu.nl  
  4.   Weblink bron “Joods monument onthuld bij Spoorwegmuseum in Utrecht” (29 oktober 2015) op nu.nl  
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be