Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • twee·mo·to·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen tweemotorig
verbogen tweemotorige
partitief tweemotorigs

Bijvoeglijk naamwoord

tweemotorig

  1. (techniek) met twee motoren
    • Toen één van de twee motoren van het tweemotorig vliegtuig uitviel kon er nog steeds een veilige landing gemaakt worden. 

Gangbaarheid