• tus·sen·po·si·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord tussenpositie tussenposities
verkleinwoord

de tussenpositiev

  1. plaats tussen twee extremen
     De veramerikaniseerden namen een soort tussenpositie in als het ging om het lachen of niet lachen om oom Sverres frivole welkomstbegroeting.[2]
  2. iemand die een verbinding vormt tussen twee of meer partijen
     Met geld uit eigen zak bracht hij schoolboeken uit Kabul. Hij moest veel onderhandelen met de Taliban en de nationale overheid om dat voor elkaar te krijgen. Nu wordt hij gezocht vanwege zijn tussenpositie en omdat hij contacten had met het buitenland.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535
  3.   Weblink bron “Wat staat achterblijvers te wachten? 'De Taliban komen naar hun adres'” (Donderdag 26 augustus 2021), NOS