tuinhout
- tuin·hout
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tuinhout | |
verkleinwoord |
het tuinhout o
- hout dat in de tuin wordt gebruikt (voor o.a. schuttingen en tuinmeubilair)
- Beheerder Henk Pauwels heeft nu een eigen gereedschapsruimte waar ook ruimte is voor tuinhout en de vogelhuisjes. De vrijwilligers maken alles zelf. [2]
- De loods aan de Malkenschoten was ongeveer 600 vierkante meter groot en er werd tuinhout in opgeslagen. De brandweer kon voorkomen dat de brand oversloeg naar de naastgelegen kinderboerderij. [3]
- Het woord tuinhout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tuinhout" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 26-04-16 Floralia Borne blij met nieuwe stek
- ↑ De Telegraaf 23 okt. 2015 Brand Apeldoorn vermoedelijk aangestoken
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be