trotseren
- trot·se·ren
- In de betekenis van ‘het hoofd bieden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1628 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
trotseren |
trotseerde |
getrotseerd |
zwak -d | volledig |
trotseren
- overgankelijk niet laten afschrikken door iemand of iets
- De storm trotseren.
- ▸ En dus zal je in de auto onderweg naar de camping de hitte moeten trotseren. De ANWB heeft heel wat hittetips voor in de auto. Woordvoerder Annelies Tichelaar: "Wij zeggen altijd: 'Zorg voor een paraplu in de kofferbak'. Dat klinkt misschien gek, maar wat als je met pech staat op een droge zandweg? Dan sta je onbeschermd in de brandende zon en kan een paraplu voor bescherming zorgen."[2]
1. niet laten afschrikken door iemand of iets
- Het woord trotseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trotseren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "trotseren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron “Hittegolf in Zuid-Europa: zo houd je je hoofd koel op (weg naar) de camping” (13 juli 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be