Nederlands

 
tropenpak
Uitspraak
Woordafbreking
  • tro·pen·pak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tropenpak tropenpakken
verkleinwoord tropenpakje tropenpakjes

Zelfstandig naamwoord

tropenpak o [1]

  1. een kledingcombinatie bestaande uit ten minste een jasje en een broek of rok van lichte stof die geschikt isx om te dragen in een warm klimaat
     Het oude kuuroord Jalta hult zich, op de gerestaureerde en lawaaiige wandelpromenade na, in een versleten tropenpak.[2]
     Heursel vertelde dat hij geregeld naar Japan ging om daar in de bergen in het wild groeiende azalea te zoeken die hij dan in Melle probeerde te kruisen met de bestaande variëteiten. Ik kon het me toen al niet voorstellen, die houterige man in tropenpak klauterend in het Japanse hoogland. Zeker nu ik hier die steile ontoegankelijke hellingen heb gezien, zie ik het hem zeker niet doen.[3]
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact  , ISBN 9789045024875
  3.   Weblink bron
    Michiel Hendryckx
    “Azalea's” (02/05/2012), De Standaard