Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • troon·op·volg·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord troonopvolgster troonopvolgsters
verkleinwoord troonopvolgstertje troonopvolgstertjes

Zelfstandig naamwoord

de troonopvolgsterv

  1. vrouw vrouw die in aanmerking komt om een monarch op te volgen
     Zodra ze op het binnenplein aankwamen, zagen ze de keizer op zijn troon zitten, met links van hem de keizerin en rechts, en iets lager, de prinses, die deze plaats als troonopvolgster toekwam.[1]
     En haar vaders tweede vrouw had hem ook geen levende zoon gebaard, zodat Gwenhwyfar de troonopvolgster van dat koninkrijk was.[2]
     Vanwege haar studie zag ze af van een uitkering, waar ze als troonopvolgster wel recht op heeft. Toch voerde ze de afgelopen twaalf maanden een aantal taken uit die bij haar functie horen. Dat doet ze volgens de RVD zolang haar studie dat toelaat.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Joanot Martorell en Martí Joan de Galba
    “Tirant lo Blanc” (1987), Schocken, ISBN 0805238999
  2. Marion Eleanor Zimmer Bradley
    Nevelen van Avalon”   (1982), De Boekerij  , ISBN 9022529649
  3.   Weblink bron “Prinses Amalia viert 20e verjaardag, RVD deelt foto” (Donderdag 7 december, 08:41), NOS