tripmadam
- trip·ma·dam
- Van het Franse tripe-madame.[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tripmadam | tripmadammen |
verkleinwoord | tripmadammetje | tripmadammetjes |
- Het woord tripmadam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.