Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trim·loop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trimloop trimlopen
verkleinwoord trimloopje trimloopjes

Zelfstandig naamwoord

de trimloopm

  1. hardloopevenement waarbij het meer om de fitheid van de deelnemers gaat dan om de snelheid
    • Het is een trimloop voor iedereen; waarbij het loopplezier en het genieten van de omgeving vooropstaan. Tien jaar geleden was dat de visie van de IJsclub en deze is nog steeds dezelfde gebleven. [1] 
    • De Twentse Smokkel Trail, een trimloop door het buitengebied van Losser, gaat op 2 juni op herhaling. [2] 
    • Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig - pin hem er niet op vast - organiseerde Jan Ottink (72) een hardloopevenement in Beckum. „In die tijd deed ik wel eens mee aan een trimloop in de regio.” Een wedstrijd bij vliegveld Twente of door het Buurserzand, de hardloper uit Beckum draaide er zijn hand niet voor om. „Ik bedacht toen dat we dat ook best in Beckum konden organiseren.” [3] 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen

  1. Tubantia Jelle Boesveld 31-08-18 Kooweide Run Neede beleeft tiende editie
  2. Tubantia Bert Holst 14-04-18 Twentse Smokkel Trail Losser beleeft tweede editie op 2 juni
  3. Tubantia Esther Rouwenhorst 13-08-18 [https://www.tubantia.nl/hengelo/lus-van-beckum-moet-dorp-weer-br-op-twentse-hardloopkaart-zetten~a8274264/ Lus van Beckum moet dorp weer op Twentse hardloopkaart zetten]
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be