Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trim·bos
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trimbos trimbossen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het trimboso

  1. bos waarin men kan trainen om fit te blijven

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
31 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be