• trekt par·tij
vervoeging van
partijtrekken

trekt (…) partij

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van partijtrekken
    • Jij trekt partij. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van partijtrekken
    • Hij trekt partij. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van partijtrekken
    • Trekt partij!