Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trekt bin·nen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
binnentrekken

trekt binnen

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnentrekken
    • Jij trekt binnen. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnentrekken
    • Hij trekt binnen. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van binnentrekken
    • Trekt binnen! 


Gangbaarheid