Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trek par·tij
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
partijtrekken

trek (…) partij

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van partijtrekken
    • Ik trek partij. 
  2. gebiedende wijs van partijtrekken
    • Trek partij! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van partijtrekken
    • Trek je partij? 

Gangbaarheid