trasseren
- tras·se·ren
- uit het Duits [1]
trasseren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
trasseren |
trasseerde |
getrasseerd |
zwak -d | volledig |
- (handel) een wissel trekken; een wissel afgeven
1. (handel) een wissel trekken; een wissel afgeven
- Het woord trasseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trasseren" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ trasseren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be