transleren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: transleren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- trans·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
- (met het voorvoegsel trans-)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
transleren |
transleerde |
getransleerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
transleren
- overgankelijk (wiskunde), (kristallografie) een schuivende beweging maken
- Een eenheidsvector is een operatie die een punt transleert over een bepaalde afstand in een bepaalde richting.
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'transleren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.