• trans·la·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord translatie translaties
verkleinwoord translatietje translatietjes

de translatiev [3]

  1. een overdracht, een overbrenging
  2. (wiskunde) een parallelle verplaatsing
  3. (juridisch) de verlegging van een rechtsgebied
  4. (biochemie) de omzetting van een genetische code in een eiwitstructuur
  5. (religie) de overbrenging van de relikwieën van een heilige naar een andere plaats


79 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[4]