translatrice
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- trans·la·tri·ce
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van het Franse translater (met het achtervoegsel -atrice) [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | translatrice | translatrices |
verkleinwoord | translatricetje | translatricetjes |
Zelfstandig naamwoord
de translatrice v
- (verouderd) (beroep) vrouwelijke vorm van translateur
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'translatrice' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.