trance
- tran·ce
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘geestvervoering’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1874 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trance | trances |
verkleinwoord | - | - |
- een dissociatief verschijnsel waarbij iemand een ander bewustzijnsniveau heeft en waarbij het persoonlijke identiteitsgevoel verminderd kan zijn
- ▸ Uren gingen voorbij en al had ik geen mushrooms geslikt, toch voelde ik me high en als in een trance betoverd door alles wat ik om me heen zag.[2]
- een muziekgenre
1. een dissociatief verschijnsel waarbij iemand een ander bewustzijnsniveau heeft en waarbij het persoonlijke identiteitsgevoel verminderd kan zijn
- Het woord trance staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trance" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "trance" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
trance | trances |
trance m