Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • train·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aftrainen

trainde af

  1. enkelvoud verleden tijd van aftrainen
    • Ik trainde af. 
    • Jij trainde af. 
    • Hij, zij, het trainde af. 


Gangbaarheid