Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • train af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aftrainen

train af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftrainen
    • Ik train af. 
  2. gebiedende wijs van aftrainen
    • Train af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftrainen
    • Train je af? 


Gangbaarheid