tonicum
- to·ni·cum
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘versterkend middel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1734 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tonicum | tonica tonicums |
verkleinwoord | - | - |
- versterkend of opwekkend middel
- Het woord tonicum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tonicum" herkend door:
62 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "tonicum" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ tonicum op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be