• to·neel·scè·ne
enkelvoud meervoud
naamwoord toneelscène toneelscènes
verkleinwoord toneelscènetje toneelscènetjes

de toneelscènev / m

  1. (kunst) een deel van een toneelstuk dat eenzelfde plaats, tijd en handeling voorstelt
     Het waren net twee acteurs die vochten om het recht op een repliek in een toneelscène.[1]


  1. Henning Mankell (vert.Clementine Luijten en Jasper Popma)
    “Zweedse laarzen” (2015), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535723