• tomt
  • Ontleend aan het Noorse zelfstandige naamwoord tomt
Naar frequentie 3560
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   tomt     tomten     tomter     tomterne  
genitief   tomts     tomtens     tomters     tomternes  

tomt, g

  1. grondstuk, perceel


  • tomt
  • Afkomstig van de Oudnoordse woorden tompt en topt
Naar frequentie 2140
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   tomt     m: tomten
v: tomta  
  tomter     tomtene  
genitief   tomts     m: tomtens
v: tomtas  
  tomters     tomtenes  

tomt, m / v

  1. grondstuk, perceel



  • tomt
  • Afkomstig van de Oudnoordse woorden tompt en topt
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   tomt     tomta     tomter     tomtene  

tomt, v

  1. grondstuk, perceel