tokken
- tok·ken
- ww: vermoedelijk van Middelnederlands tocken, deels op te vatten als klanknabootsing van een tikkend geluid [1] [2]
- zn: tok zn met uitgang -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tokken |
tokte |
getokt |
zwak -t | volledig |
tokken
- het klokkende geluid van een kip voortbrengen
- proberen te lokken
- korte, rukkende bewegingen maken
- lichte stotende beweging maken
de tokken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord tok (ondermaatse kabeljauw)
- Het woord tokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tokken" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ tokken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be