toepen
- toe·pen
- Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘kaartspel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1884 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
toepen |
toepte |
getoept |
zwak -t | volledig |
toepen
- inergatief (kaartspel) een spel met 32 kaarten waarvan de tien de hoogste kaart is
- Er werd een tijdje gezellig getoept en een pilsje gedronken.
de toepen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord toepe
- Het woord toepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toepen" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
27 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "toepen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be