tjoepen
- tjoe·pen
- uit het Frans [1]
tjoepen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tjoepen |
tjoepte |
getjoept |
zwak -t | volledig |
de tjoepen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord tjoep
- Het woord tjoepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.