• tjoep
enkelvoud meervoud
naamwoord tjoep tjoepen
verkleinwoord

de tjoepv / m

  1. kledingstuk dat men om de hals, om het hoofd of als zweetband kan dragen en speciaal voor Koningsdag is ontworpen
vervoeging van
tjoepen

tjoep

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tjoepen
    • Ik tjoep. 
  2. gebiedende wijs van tjoepen
    • Tjoep! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tjoepen
    • Tjoep je?