• ti·tel·stress
enkelvoud meervoud
naamwoord titelstress
verkleinwoord

de titelstressm

  1. spanning die men heeft als men op het punt staat kampioen te worden
    • FC Twente speelde een moeizame wedstrijd, waarin het elftal bevangen leek door de titelstress. Het spel hing van slordigheden en misverstanden aan elkaar. Al binnen 30 seconden kregen de bezoekers een kans nadat de defensie uiteen was gereten, maar de inzet van de bij FC Twente opgeleide Tijani Reijnders werd van de lijn gehaald. [1] 
    • Een ontspannen Tielemans sprak vrijdag de pers toe. Van titelstress is er volgens de 20-jarige middenvelder geen sprake bij paars-wit. “We hebben niet veel stress en bereiden ons voor zoals het hoort. We moeten zondag gewoon goed spelen en niet aan de titel denken.” [2]