thuisploeg
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: thuisploeg (hulp, bestand)
Woordafbreking
- thuis·ploeg
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van thuis en ploeg
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | thuisploeg | thuisploegen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (sport) de ploeg die in eigen stadion of andere thuisbasis speelt
Gangbaarheid
- Het woord thuisploeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.