Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • the·a·ter·vak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord theatervak theatervakken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het theatervako

  1. alles wat te maken heeft met de productie van theatervoorstellingen
     Hij wil theater maken met het publiek in z'n achterhoofd. "Ik hoef geen theater voor de schouwburgen te maken, maar juist theater dat middenin de samenleving staat." Het is volgens Bas een mogelijkheid om het theatervak opnieuw uit te vinden. "Al moet ik natuurlijk ook bekennen dat het jammer is dat er weinig plek is voor jonge theatermakers. Het is nou eenmaal beter om deel uit te maken van een groep waar je je kan ontwikkelen." Maar die luxe hebben jonge theatermakers niet meer.[1]
     "Ik vind het doodeng", zegt Van Doormalen bij Omroep Brabant. "Ik wilde helemaal niet een jaar naar Engeland, want dat vond ik heel lang weg van huis. Maar vrienden die ook in Londen wonen en die ook in het theatervak zitten, zeiden: 'Niels, je moet gaan. Dit is hoe jij bent'."[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Hoe jonge toneelspelers overleven in contractloos wereldje” (13-09-2016), NOS
  2.   Weblink bron “Eerste Nederlander naar prestigieuze musicalopleiding in Londen” (01-06-2019), NOS