Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • test·pe·ri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord testperiode testperiodes
testperioden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de testperiodev

  1. tijdsduur die men gebruikt om iets te testen
     Het was de bedoeling dat Amazon-klanten al begin 2017 op deze manier boodschappen konden doen, maar er waren kinderziektes. Zo had het systeem problemen met het onderscheiden van verschillende klanten die dezelfde lichaamsbouw hebben. Een ander probleem ontstond toen er tijdens de testperiode kinderen werden toegelaten in de winkel. Doordat ze artikelen op de verkeerde plaats teruglegden, ontstond chaos, zegt een ingewijde tegen persbureau Reuters.[2]
     "FIFA heeft met alle voetbalbonden een traject afgesproken. Dat betekent tot en met 2018 testen. Tot die tijd zal er niets veranderen. Er wordt veel getest. Wij gaan volgend seizoen meer bekerwedstrijden doen. En vanaf seizoen 2018/2019 alle eredivisiewedstrijden. Op internationaal niveau bij het jeugd-WK en de Confederations Cup. Daarna wordt er geëvalueerd en is het aan de FIFA en aan de spelregelcommissie IFAB. We zitten nu dus in een testperiode."[3]
     Sinds het najaar van 2015 wordt er getest met de nieuwe remmen. De UCI, nog niet overtuigd van de veiligheid, besloot in december om de testperiode te verlengen. Drie maanden geleden begon Roompot met het testen van het nieuwe materiaal, waarmee onder meer sneller geremd kan worden. “En vorige week waren net alle kinderziektes eruit.”[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Winkelen zonder kassa's, nu ook voor gewone klanten (in Seattle)” (22 januari 2018, 13:03), NOS
  3.   Weblink bron “'Voor 2018 geen videoref in Champions League'” (19 april 2017, 13:37), NOS
  4.   Weblink bron “UCI doet schijfremmen per direct in de ban” (13 april 2016, 22:08), NOS