• te·ring·lij·er·tje

het teringlijertjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord teringlijer
    • Alsof John bij het vangnet als een razende Rambo die voetbalelftallen te lijf was gegaan, alsof hij die scooter met dat teringlijertje en die middelvinger zelf te voet had ingehaald. [1]
  2. (sport) (voetbal) benaming voor een speler die door een zeer actieve opstelling en het vermogen uit een opportunistische actie gevaarlijk te worden veel aandacht van de tegenpartij vraagt