• te·le·vi·sie·man
enkelvoud meervoud
naamwoord televisieman televisiemannen
verkleinwoord televisiemannetje televisiemannetjes

de televisiemanm

  1. persoon die werkt voor de televisie
     De televisieman vroeg of hij naar een Pools restaurant wilde, en hij zei: 'Daarheen als allerlaatste.[1]
     ' De biefstuk was zo heerlijk dat de televisieman hem bedankte voor zijn moed.[1]
  1. 1,0 1,1 “Polen : roman over de strijd van het Poolse volk door de eeuwen heen” (1984), Van Holkema & Warendorf  , ISBN 9026978073