tekenplank
  • te·ken·plank
enkelvoud meervoud
naamwoord tekenplank tekenplanken
verkleinwoord tekenplankje tekenplankjes

de tekenplankv / m [1]

  1. plank waarop men tekenpapier kan opspannen tijdens het tekenen
     Verder is het werk gemaakt met materiaal dat hij vaak gebruikte: getekend met dik timmermanspotlood op grof aquarelpapier, dat aan de achterkant beschadigd is op de hoeken doordat de schilder het met stijfsel op zijn tekenplank vastmaakte.[2]
     De Chinees Su Ning kaapt de koperen pot weg, de aarden pot is voor Schotenaar Danny Maes, de lekkerbekpot moet opgestuurd worden naar de Rus Pyotr Kulinich en de inktpot zal binnenkort de tekenplank sieren van de Chinees Xia Dachuan. Gentenaar Yvan Peelaers wint de prijs van Toerisme Vlaanderen en Hermann Poppe uit Houthalen krijgt de prijs van de provincie Antwerpen.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Nieuw werk Vincent van Gogh ontdekt: voorstudie voor tekening 'Worn out'” (Donderdag 16 september 2021, 15:30), NOS
  3.   Weblink bron
    Aloïs HUFKENS
    “MINDER INZENDINGEN VOOR OLENSE KARTOENALE” (Maandag 12 november 2001 om 00:00), De Standaard