teerpot
  • teer·pot
enkelvoud meervoud
naamwoord teerpot teerpotten
verkleinwoord

de teerpotm

  1. vat waar men teer in bewaart
    • Cindu, afkorting van Chemische Industrie Uithoorn, staat sinds 1922 aan de Amstel en wordt in de volksmond al heel lang de "teerpot' genoemd. In 1968 ging het bedrijf een fusie aan met Key en Kramer uit Maasssluis. Het bedrijf bleek ook daarna niet bij machte om tot een "milieuvriendelijke' produktie te komen. [2] 
    • De Nieuwe Lutherse Kerk, in de volksmond de "Ronde' Lutherse kerk, is tussen 1668 en 1671 gebouwd in de stijl van het Hollands classicisme door de architect Adriaan Dortsman. De kloeke ronde vorm met een grote groene koepel - een halve bol met daarbovenop de tamelijk kleine lantaarn - bezorgde de kerk aanvankelijk de bijnaam "de Lutherse teerpot'. [3] 
88 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[4]