teerder
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- teer·der
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van teren met het achtervoegsel -der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | teerder | teerders |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
- iemand die teert
Bijvoeglijk naamwoord
teerder
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van teer
Gangbaarheid
- Het woord teerder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.