tapiner
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tapiner |
tapinais |
tapiné |
eerste groep | volledig |
tapiner
- (spreektaal) werken, uitsloven, pezen (ook in seksuele zin)
- (spreektaal) tippelen [1]
- «Les deux feujs accostent Manuela et Naomie, deux bombes noires et mortelles qui tapinent au bord de la route.»[2]De twee Joden klampen Manuela en Naomie aan, twee zwarte seksbommen, die aan de kant van de weg aan het tippelen zijn.
- «Les deux feujs accostent Manuela et Naomie, deux bombes noires et mortelles qui tapinent au bord de la route.»[2]
- ↑ Wouw, Berry van de, Woordenboek populair Frans - Nederlands. Woordenboek van het Frans dat u op school nooit leerde, 2e druk, Breda: Uitgeverij Arti-Choc, 2014; p. 196
- ↑ “Le Boss de Boulogne” (2014), Don Quichotte éditions