tandheelkundige
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tand·heel·kun·di·ge
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van tandheelkundig met het achtervoegsel -e
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tandheelkundige | tandheelkundigen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (beroep) (medisch) iemand die de tandheelkunde beoefent
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Bijvoeglijk naamwoord
tandheelkundige
- verbogen vorm van de stellende trap van tandheelkundig
Gangbaarheid
- Het woord tandheelkundige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.