• tal·loos
  • Afgeleid van tal met het achtervoegsel -loos
stellend
onverbogen talloos
verbogen talloze
partitief talloos

talloos

  1. onmogelijk om te tellen
    • Hoe talloos de denkende wezens ook zijn, ik zal ze bevrijden. 

talloos

  1. ontelbaar veel
    • Er zijn talloze mensen dood door de ramp. 

talloos

  1. ~ veel: op ontelbare wijze veel
    • Er zijn talloos vele mensen dood door de ramp. 
     Het is een verleidelijk beeld, als je langs talloze kerken en kastelen rijdt, door stadjes waar geen leven te bekennen is, laat staan enige moderne vorm van bedrijvigheid. Maar daarmee misken je de dynamiek die je even goed langs de Nationale 7 aantreft.[1]
95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron
    Peter Giesen
    “Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be