talle

  1. veel, vele, tal van
    «Dit het tot gevolg dat talle mense steeds nie behoorlike behuising het nie.»
    Dit heeft tot gevolg dat vele mensen nog steeds geen behoorlijke behuizing hebben.


  • ta·lle
enkelvoud meervoud
talle talles

talle m

  1. taille
  2. figuur, gestalte
vervoeging van
tallar

talle

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van tallar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van tallar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van tallar