[1] takeling
 
[2] takeling
  • ta·ke·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord takeling takelingen
verkleinwoord

de takelingv

  1. het takelen
    • De auto werd door het duikteam van de brandweer naar de kant gesleept, waarna hij uit het water werd getakeld. Liters water stroomden uit de wagen. Opvallend, de auto kon tegen een stootje, de ruitenwissers veegden het overtollige water weg tijdens de takeling. [2] 
  2. een methode om het uitrafelen van de einden van een touw of lijn te voorkomen
77 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[3]