taalkader
- taal·ka·der
- samenstelling van taal zn en kader zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | taalkader | taalkaders |
verkleinwoord |
het taalkader o
- België: verplichte verhouding tussen Franstalige en Nederlandstalige personeelsleden in een overheidsinstelling
- ▸ Maar ook de procedures zelf blijken soms onregelmatig te zijn, bijvoorbeeld in het licht van de taalwetgeving. Zo worden de regels soms simpelweg genegeerd op vlak van de samenstelling van de jury of de voorrang van aanwerving in het minst ingevulde taalkader.[1]
- ▸ Er is geen wettelijke verplichting dat FSMA-werknemers de andere taal machtig zijn, maar de toezichthouder is wel gebonden aan de taalkaders. Sinds 1966 is elke federale overheidsinstelling verplicht om haar personeel te verdelen volgens een taal en dat vast te leggen in een koninklijk besluit. Door die wet wordt de personeelsformatie van een federale instelling dus verdeeld in een Nederlands, een Frans en – voor de hogere ambtenarij – een tweetalig taalkader.[2]
- ▸ Taalkaders worden vastgelegd in het voordeel van de Franstaligen, er komen Franstalige magistraten in Vlaams-Brabant en ga zo maar door.’[3]
- Het woord taalkader staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron gjs“Rekenhof erg kritisch voor aanwervingen bij politie” (26/02/2015), De Standaard
- ↑ Weblink bron fp“Brusselse sollicitant moet twee talen kennen” (08/10/2018), De Standaard
- ↑ Weblink bron evg“N-VA eist nieuw BHV-akkoord” (06/08/2013), De Standaard