suppletoir
- Geluid: suppletoir (hulp, bestand)
- sup·ple·toir
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aanvullend’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1680 [1] [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | suppletoir |
verbogen | suppletoire |
partitief | suppletoirs |
suppletoir [3]
- Het woord suppletoir staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "suppletoir" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ suppletoir op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).